Untenstehend drei meiner Donauwalzer-Texte, in drei Versionen. Sie sind nicht übersetzt, sondern in jeder Sprache anders formuliert.
Der englische Text ist die vom Museum erbetene, kurze Erklärung für meine im Nationalen Bevrijdingsmuseum ausgestellte Arbeit (Bereich 3: 'Hoffnung') an der Deutsch-Niederländischen Grenze, einer geschichtsträchtigen Grenze, deren Schlagbäume seit Inkrafttreten der Europäischen Union entfernt wurden.
THE BURNT BLUE DANUBE WALTZ
The charred remains of a door originally from a bombed-out house in Vienna. Black brown dirty water... shreds of sheet with music ... the music of the Blue Danube Waltz? Why ‘the beautiful blue Danube‘?
„The Blue Danube-Waltz“, says Vienna-born Susanne Kittel-Haböck, „the ‚Donauwalzer‘ is practically our ‚national anthem‘. This lively melody holds a treasure of memories... starting in childhood, it accompagnies us for the rest of our lives... we connect it with dancing and feelings of joy. We take it with us, wherever we go, as a family heirloom, even when we leave our own country.“
The Austrian artist, who has lived in Nijmegen since 1974, had to learn how vivid the years of occupation and the horrors of WWII still are in Dutch life. Her nationality has weighed on her repeatedly. This weight has of late felt even heavier and heavier. All the commemorations and remembrances have failed to stop new strife: a war in Yugoslavia... nationalism, ethnic hatred. The rise of the ‚right‘ in Austria and in Europe.
From somewhere or other she heard the sound of the Blue Danube Waltz. Suddenly she knew how to visualize her unease: with the ‚burnt Blue Danube Waltz‘.
DE 'VERBRANDE DONAUWALZER'
Lang heb ik naar een 'kapotte deur' gezocht - ik dacht aan de deur van een gebombardeerd Weens huis, beschadigd, geschroeid - als 'drager' voor mijn idee van de 'verbrande Donauwalzer'. Hier in Nederland zo'n deur zoeken was natuurlijk onbegonnen werk. Mijn zoeken was ook niet intensief genoeg. Ik wilde mijn 'ondergrond' simpelweg tegenkomen. Ik kwam niet tegen. Dus nam ik uiteindelijk een triplex-plaat van 100 × 150 cm, die ik insmeerde met een mengsel van Caparol, kleurpigmenten en zand, ik structureerde ze met dunne netten, gescheurde stukken karton, verfrommeld zilverpapier, ik plakte er versplinterde houten stokjes op, diverse lapjes, en langzamerhand ontstond een samenhangend bruinig-zwart, donkerge-blakerd geheel. Donker moest het golvende water worden van de Donau. Ik benaderde mijn idee.
De Donauwalzer is daadwerkelijk ‘verbrand’ geweest met het einde van de Tweede Wereldoorlog. Niet alleen voor mij was en is deze Johann Strauss-wals het eigenlijke ‘volkslied’ van de Oostenrijkers. Het officiële volkslied, dat saaie 'Land der Be-e-erge', wordt slechts bij representatieve gelegenheden gespeeld. Nee, nee, het 'echte' volkslied, dat iedere Oostenrijker (oh! wanneer wordt Europa eindelijk werkelijkheid?) treft, aanspreekt, dat herinneringen - misschien een soort geborgenheid - oproept in zijn ziel, dat is de Donauwalzer. Elk kind hoort hem in elke Nieuwjaarsnacht na de laatste klokslag van ‘onze’ Pummerin die vanaf de Weense Stephansdom het nieuwe jaar inluidt. Nauwelijks sterft haar laatste diepe
slag weg of aarzelend dwarrelen de eerste klanken van de Donauwalzer omhoog, het Nieuwe Jaar is geboren. Een paar uur later wordt hij wéér gespeeld, 'live', in het jaarlijkse Nieuwjaarsconcert van de Wiener Philharmoniker.
Toen wij 28 jaar geleden naar Nederland verhuisden, had ik geen idee van de wrok tegen de Duitsers/Oostenrijkers, die in dit land nog zo sterk heerste en bij de meest verschillende gelegenheden telkens weer opdoemde of werd beklemtoond. De kinderen groeiden hier daarmee op. Mijn kinderen werden er steeds weer mee geconfronteerd. Ik heb herhaaldelijk mijn tong verbrand met opmerkingen in de zin van 'wij zijn toch een nieuwe generatie'. Het is niet verwonderlijk dat ik, mij steeds weer in de verdediging gedreven voelend, deze onuitgesproken en zwevende ‘schimmen’ uit het verleden in mijn functie als beeldend kunstenaar wilde beetpakken, verwerken, zichtbaar maken. Ik moest al dat 'negatieve' kwijtraken. Plotseling dook hij op: hij was er gewoon, mijn 'verbrande Donauwalzer'.
Ik verschafte mij de partituur, kopieerde de muziek, vervormde het notenbeeld, verscheurde het papier, begon ermee te spelen, brandde de randen eraf, druppelde er was op, verpulkte en beschadigde het met naald en priem, voegde koperdraad toe, koperdraad, dat met zijn glinstering het smeulen en verbranden moest symboliseren, maar ook het nieuwe fonkelen, het tintelen, het weer opklinken van de muziek na de ramp. Dit kapotte 'zeil', deze flarden, flarden van de vlag van het oude Oostenrijk, maakte ik op de 'verkoolde' ondergrond vast. Mijn collage staat voor het verlies van de onschuld van het land, voor de chaos van de oorlog, voor de hunkering naar een intacte wereld, de hunkering naar blijheid, naar onbezorgdheid. Zij draagt flarden herinnering in zich en een dromerig oplichten van hoop. Kom, dans met mij... dans met mij een wals.
Nijmegen, 1995, 50 Jahre Ende WWII
DER VERBRANN-TE DONAUWALZER
Susanne Kittel-Haböck Text zu meiner Arbeit 100x150x6cm/ aus Anlass '50 Jahre
nach Ende des WWII', BEVRIJDINGSMUSEUM zu Berg-en-Dal / Nijmegen 1995
Lange habe ich nach einer ‚kaputten Türe‘ gesucht, ich dachte an die Tür eines ausgebombten Wiener Hauses, beschädigt, angesengt, als ‚Träger‘ für meine Idee des ‚verbrannten Donauwalzers‘. Hier in Holland eine solche Tür zu suchen, war natürlich müßig. Mein Suchen war auch nicht intensiv genug. Ich wollte meinen ‚Untergrund' einfach finden. Ich fand nicht. So nahm ich schließlich eine Triplex-Platte 100 x 150 cm, die ich mit Sand und pigmentversetztem Caparol einschmierte und mit dünnen Netzen, mit gerissenen Kartonstücken, mit ‚geknödelter‘ Aluminiumfolie, mit Holzstäbchen und diversen Stoffresten strukturierte, eine recht schwarze Angelegenheit. Dunkel mussten sie sein, die Donauwellen. Ich näherte mich meiner Idee.
Der ‚Donauwalzer‘ ist nicht nur wirklich verbrannt gewesen mit dem Ende des Zweiten Weltkrieges. Und nicht nur für mich war und ist er das Symbol für die ‚österreichische Hymne‘. Die offizielle Hymne, dieses langweilige ‚Land der Be-e-erge‘, wird nur bei repräsentativen Gelegenheiten gespielt. Nein, nein, die ‚eigentliche‘ Hymne, die jeden Österreicher (oh! möge Europa
bald Wirklichkeit sein!) bewegt, anspricht, die in ihm Erinnerungen - vielleicht eine Art Geborgenheit - weckt, das ist der Donauwalzer. Jedes Kind hört ihn in jeder Silvesternacht nach dem letzten Ton der Pummerin, die vom Wiener Stephansdom aus das Neue Jahr einläutet. Kaum verhallt ihr letzter Schlag, ertönen zögernd die ersten Klänge des Donauwalzers, das Neue Jahr ist geboren. Ein paar Stunden später wird er wieder gespielt, ‚live‘, im alljährlichen Neujahrskonzert der Wiener Philharmoniker.
Als wir vor 28 Jahren nach Holland zogen, hatte ich keine Ahnung von den Ressentiments in Bezug auf die Deutschen/Österreicher, die in diesem Land noch so stark herrschen und bei den verschiedensten Gelegenheiten wieder und wieder hochkommen oder betont werden. Die Kinder wachsen hier damit auf. Meine Kinder wurden immer wieder damit konfrontiert. Ich habe mir mehrmals die Zunge verbrannt mit Bemerkungen im Sinne von ‚wir sind doch eine neue Generation‘. Es ist nicht verwunderlich, dass ich, mich immer wieder in die Defensive getrieben fühlend, diese wechselseitigen Unterschwelligkeiten als Künstlerin verarbeiten wollte, sie zu visualisieren suchte. Ich musste all das belastende ‚Negative‘ loswerden. Plötzlich war er da, der ‚verbrannte Donauwalzer‘.
Ich verschaffte mir die Noten, kopierte sie, verzerrte sie, zerriss sie, begann sie zu gestalten, brannte die Ränder ab, tröpfelte Wachs darauf, durchstocherte und beschädigte sie mit Nadel und Pfriem, fügte Kupferdraht hinzu, Kupferdraht, der mit seinem Glitzern das Verglo-sende, Verbrennende symboli-sieren sollte, aber auch das neue Funkeln, das Sprühen, das Neu-erklingen der Musik nach der Katastrophe. Dieses kaputte Segel, diese Fetzen, Fetzen der Fahne des alten Österreich, befestigte ich auf dem ‚verkohlten‘ Untergrund. Mein Collage-Bild steht für den Verlust der Unschuld des Landes, für die Kriegswirren, für die Sehnsucht nach heiler Welt, die Sehnsucht nach Fröhlichkeit, nach Unbeschwertheit. Es trägt Erinner-ungsfetzen in sich und das ver-schwommene Aufleuchten von Hoff-nung.
Komm, tanz mit mir einen Walzer.